INTERVIEW: JAN VAN DEN DOBBELSTEEN
01.09.2020
Het rijke oeuvre van Jan Van Den Dobbelsteen (1954) kenmerkt zich door heldere formuleringen die nooit eenduidig zijn en op verschillende niveaus gelezen kunnen worden. Zijn unieke beeldtaal maakt hem tot een van de meest uitgesproken kunstenaars van de laatste veertig jaar in Nederland.
Alles wat Van Den Dobbelsteen tegenkomt in zijn studio kan kansrijk zijn. En wat de studio verlaat kan elke hoedanigheid hebben aangenomen; schilderijen, objecten, sculpturen, geluidsinstallaties, lichtobjecten en werken op papier. Hij hecht veel waarde aan het idee dat er een verborgen kracht besloten ligt in alle bruikbare materialen, technieken en media. Jan Van Den Dobbelsteen is een anarchistische mysticus met een compromisloze atelierpraktijk die wars is van elke vorm van behagelijkheid.
Werken uit je oeuvre zijn op het oog niet snel binnen een bepaalde periode, of in een chronologie te plaatsen, eerder lijken het grepen uit een netwerk van ideeën en overtuigingen, kan je iets meer vertellen over je werkwijze?
De werkwijze is conceptueel. In het proces worden voor elk werk kaders als piketpaaltjes uitgezet. Kaders als noodzakelijke elementen, begrippen, ideeën zoals materiaal, maat, constructie, kleur, 2D, 3D, bewegend beeld, video, soundart, architectuur, ruimte, licht, referenties naar kunst/cultuurgeschiedenis, Westerse en Oosterse filosofieen en gedachtegoed en uitingen in de breedste zin daarvan zijn onder meer uitgangspunten. Niet zonder meer is het een samenraapsel,maar alles bestaat simultaan en in quantum superpositie.
Hoewel deze invloeden uiteen lopen van kunstenaars, oosterse filosofie tot Middeleeuwse mystiek en alchemistische principes, is er een duidelijke beeldtaal, waar komt die vormentaal vandaan?
De vorm en beeldtaal is per definitie abstract, hybride en hermetisch, gelaagd en complex waarvan de herkomst uit zuiver een persoonlijke voorkeur voor het abstracte komt. Dit is de taal die ik het beste spreek. Maar het is geen genre in zich, alle dimensies zijn abstract. Het gaat meer over een staat van zijn, dan vorm of beeld.
**Bij het werk Imaginary Landscape, 1939 - 2006 vertelde je dat het verwijst naar Imaginary Landscapes van John Cage, hoe is dit werk opgezet?
**
Bij dit werk wordt verwezen naar enkele composities voor 3 platenspelers en evenzoveel grammofoonplaten uit 1939 van John Cage, waar de bespeler van de platenspelers deze als muziekinstrument inzet. Op de 3 platen staan omgevingsgeluiden en kunnen willekeurig afgespeeld of gemanipuleerd worden.
In mijn schilderij/object vertegenwoordigen de 3 op elkaar gestapelde schilderijen deze situatie. De witte verf is in eén beweging opgezet en wordt het geluid als het ware vastgezet tot een stilstand van beweging. Het werk is uitgevoerd volgens een duidelijk plan waar het enige ‘toeval’ is toegestaan de manipulatie van verf over de 3 op elkaar gemonteerde doeken. Hoe de hand de kwast en verf gebruikt is uiteindelijk als een gestolde tijd te zien.
Hoe kan een toeschouwer het werk untitled (1989) lezen en wat is het belang van de omlijsting?
De zelfgemaakte lijst is een integraal onderdeel van het werk. Ik zie het als een 4D architectuur rondom een werk onlosmakelijk verbonden met het werk. De maat en verhoudingen de materialiteit en kleur van de lijst en het glas, zijn evenredig van belang voor de kwaliteit van het totale werk. In principe kan A -de schildering op karton in dit geval- niet bestaan zonder B -de lijst het glas de kleur etc.